Op deze pagina:

Delen:

Door: Liesbeth

Ik was 16 jaar toen ik begon met camoufleren.
Ik zat nog op de middelbare. Het was een voorwaarde die de arts stelde toen hij begon met de medische tatoeage bij mij. In het ziekenhuis werd me dat geleerd. Daar had men speciale camouflagecrème, die ik zelf niet had. Ik zou die in Amerika kunnen bestellen, maar dat was te moeilijk voor mij. Daarom ging ik gewone make-up gebruiken. Aanvankelijk een beetje, maar dat werd steeds meer, ook op de niet‑aangedane huid, omdat ik van nature erg bleek was. De felheid van het rood van de wijnvlek was door de tatoeage wel wat lichter geworden, maar de huid was erg beschadigd, de huid was niet meer egaal. Er waren door de tatoeage veel bultjes ontstaan, die krijg je met make-up niet weg. De wilde wenkbrauw knipte ik wat bij. Eyeliner en lang sluik haar kwam in de mode. Dat kwam mij goed uit om er een mooi geheel van te maken.

Make-up

Ik kreeg er wel handigheid in, maar het is geen fijn leven. Veel activiteiten die leeftijdgenoten leuk vinden zijn niet leuk, omdat je altijd op je hoede bent voor beschadiging van de make-up. Het oog traant snel en de slijmvliezen in de neus zijn ook eerder geprikkeld met een loopneus als gevolg. Net zoals de meeste jongeren had ik een vette huid en ook snel vet haar; je voelt je zo al gauw vies. Moest de huid ’s avonds schoonmaken en de volgende dag de make-up weer opnieuw opbrengen. Ook tussendoor haalde ik de laag er even snel af en maakte me opnieuw op.

Toen ik een bril ging dragen was ik al ver in de twintig, toen kreeg ik er een probleem bij. Want die drukte in de dikke huid als in een kussen, stond scheef en gleed af. Een voordeel was dat door de bril de ogen/oogleden beter beschermd werden.

Wat het erg moeilijk maakte zijn de open plekjes waar ik mee te maken kreeg. Zo kreeg ik al jong te maken met problemen door de tere huid boven het oog. Het geneest niet als je er steeds wat opsmeert. Ik probeer dat gebied wel te ontzien, maar dat is lastig. Ik heb er nog steeds last van.

Opvallen

Vroeger was het zo, dat als mensen in mijn woonplaats -een dorp- me niet bij naam kenden, me wel kenden als ‘dat meisje met die vlek in het gezicht’. Toen ik me opmaakte om er normaler uit te zien, viel ik nog steeds op, vooral als ik ergens anders was. Op straat en in de trein of bus bleven ogen hangen als ze mij zagen, wat weer opviel bij degenen die bij me waren. Voor hen was ik gewoon zoals ik was; ik vond het naar als zij opgezadeld werden met mijn sores. Ik dacht er zelf mooi/netjes uit te zien; misschien kwam het door de asymmetrie en de oneffenheid, of het rode oog. Óf de make-up.

Niet stoppen

Alhoewel het een last is om je dagelijks te camoufleren ben ik er altijd mee doorgegaan, het hoorde bij mijn dagelijkse ritueel. Het is nooit in me opgekomen om ermee te stoppen, wel om te minderen. Ben wel altijd een beetje bang geweest dat, als ik in een situatie zou komen dat ik zelf niet in staat was om dit te doen, een ander dat niet bij mij zou doen. Achteraf gezien gaf het wel veel ongemakken waar je niet bij stil kunt blijven staan. Ik besef nu dat je je snel aanpast en veel aankunt als je jong bent. Het leven gaat best wel snel en ik leefde mijn leven zoals het kwam, net als ieder ander. Na mijn schooltijd ging ik werken. In het begin daarvan kwam ik steeds te laat; ‘s morgens werden wij thuis op dezelfde tijd gewekt, maar ik kwam dan in tijdnood. In de lunchpauze heb ik altijd naar huis kunnen gaan -ook na verhuizingen- om te eten, tanden te poetsen en mijn gezicht even bij te werken. Heb altijd veel tandvleesproblemen gehad, dus daarom vaak poetsen.

Ik was al een eindje in de dertig toen speciale camouflagecrème beschikbaar werd voor mij en ik mijn eerste laserbehandeling kreeg. Dat heeft m’n leven toen enorm verbeterd. Ik kon kiezen uit betere kleuren die bij mijn huidskleur pasten en ik hoefde er niet zoveel meer van te gebruiken als van gewone make-up.

December 2022